Op 27 en 28 februari 2015 vond in Poznan (Polen) het Cross Over Congres 2015 plaats, waar neerlandici uit alle windstreken hun onderzoek kwamen voorstellen. Ook de werkgroep Max Havelaar van CODL heeft er onder leiding van Philip Vermoortel een panel georganiseerd. Arie Pos sprak over de Portugese receptie en vertaling van Max Havelaar, Lada Vukomanovic en Bojana Budimir spraken over respectievelijk de Servo-Kroatische kritische receptie van het boek en een Servische en een Kroatische vertaling. Philip Vermoortel ten slotte sprak over een omstreden hertaling. Ook kenners als Jerzy Koch en Wilken Engelbrecht mengden zich in de discussie; het was meteen duidelijk dat het samenbrengen van onderzoeksresultaten uit verschillende culturen en taalgebieden leidt tot een beter begrip van het circuleren van Max Havelaar over geografische en temporele grenzen heen.
Foto’s van de bijeenkomst:
Internationaal CODL-congres over de verspreiding en receptie van Nederlandstalige literatuur in de Koninklijke Bibliotheek
Na conferenties in Rome (2013) en Boedapest (2014) wordt van 28 tot en met 30 mei 2015 de derde conferentie van het NWO-project Circulation of Dutch Literature (CODL) gehouden in Den Haag, waar de Koninklijke Bibliotheek de deelnemers gastvrijheid zal verlenen. Ongeveer 65 sprekers uit 15 landen bespreken hier hun onderzoek naar en ervaring met de verspreiding en receptie van Nederlandstalige literatuur in nationaal en internationaal verband. Speciale gasten zijn prof. Deborah Cartmell (Leicester), prof. Reine Meylaerts (Leuven), prof. Frits van Oostrom (Utrecht), prof. Ann Rigney (Utrecht), prof. Nico Wilterdink (Amsterdam) en de schrijfster Joke van Leeuwen. Een afzonderlijk panel is gewijd aan bemiddelende instanties, met een literair agent en vertegenwoordigers van het Expertisecentrum Literair Vertalen, de Nederlandse Taalunie, het Nederlands Letterenfonds en het Vlaams Fonds voor de Letteren. In een tweede panel worden verwante internationale projecten gepresenteerd. Het congres ziet daarmee niet alleen om naar de resultaten die het CODL-project inmiddels heeft geboekt, maar richt de blik ook op samenwerkingsmogelijkheden in de toekomst. Niet alleen deelnemers aan CODL, maar ook andere belangstellenden zijn van harte welkom om het congres bij te wonen. Aanmelden kan via circulationofdutchliterature@gmail.com.
International CODL Conference on the Dissemination and Reception of Dutch/Flemish Literature – National Library of The Netherlands, The Hague
Following successful conferences in Rome (2013) and Budapest (2014), the NWO-funded Circulation of Dutch Literature (CODL) project will hold its third conference from 28 to 30 May 2015 inThe Hague, Netherlands. The conference will be hosted at the National Library of the Netherlands (Koninklijke Bibliotheek) in The Hague. 65 participants from 15 counties will present papers describing the results of their research on the dissemination and reception of Dutch/Flemish literature in national and international contexts. Distinguished guest speakers are Professor Deborah Cartmell (Leicester), Professor Reine Meylaerts (Leuven), Professor Frits van Oostrom (Utrecht), Professor Ann Rigney (Utrecht), Professor Nico Wilterdink (Amsterdam) and the author Joke van Leeuwen. A separate panel will be devoted to the role of mediators and will include a literary agent and representatives from the Expertise Centre for Literary Translation (Expertisecentrum Literair Vertalen), the Dutch Language Union (Nederlandse Taalunie), the Dutch Foundation for Literature (Nederlands Letterenfonds) and the Flemish Literature Fund (Vlaams Fonds voor de Letteren). In a second panel, current international projects similar to CODL will be presented. The conference thus both looks back at the research results generated by the CODL project and sets its sights on future opportunities for collaborative research. The international conference is bilingual (Dutch/English) and is open to CODL members and all other interested parties. Please register by sending an email to circulationofdutchliterature@gmail.com.
Op 21 januari kwamen de leden van de werkgroep De Stille Kracht bijeen in het Huygens Instituut in Den Haag. Naast een vergadering over voorbije en komende lezingen en publicaties over uiteenlopende onderwerpen zoals Couperus en de islam, bewerkingen en tekstedities, en de bespreking van de overige toekomstplannen van de werkgroep, was er ruimte voor een ‘geestige’ presentatie van Maarten Klein over Stille Krachten. Wie dacht dat deze beperkt bleven tot sirih-spuwen in Nederlands-Indië kwam bedrogen uit. Tot in Den Haag en Druten toe vlogen de stenen en aardkluiten de toehoorders om de oren. Dat Couperus aan deze paranormale verschijnselen toch minstens enig geloof hechtte, staat voor Maarten Klein wel vast. Al met al een zeer onderhoudend verhaal dat hopelijk binnen afzienbare tijd in druk zal verschijnen, en een geslaagde bijeenkomst om op terug te kijken.
Ildikó Juhász van de ELTE (Budapest) heeft in de zomer stage gelopen bij CODL. Haar opdracht was de database te vullen met informatie over vertalingen en andere bewerkingen van de dertien werken die bestudeerd worden in het project. Zij heeft dat voortreffelijk gedaan: ze heeft het aantal ‘derivatives’ in onze databank van 135 naar 542 gebracht! De databank is dankzij Ildikó’s werk een handig en relevant onderzoeksinstrument geworden, zowel voor CODL als voor andere onderzoekers.
Ildikó zelf zegt: ‘Naar mijn mening bood deze stage een heel goede mogelijkheid om mezelf beter te verdiepen in dit soort onderzoekswerk en mezelf nog meer verbonden te voelen bij het CODL-project. Ik ben dankbaar dat ik deze mogelijkheid kreeg. Ik hoop dat ik een nuttige bijdrage kon leveren aan het project’. Zeker en vast, Ildikó, heel erg bedankt voor je werk.
Naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van Hendrik Conscience hield het Centre for Reception Studies (CERES) van de KU Leuven op 4 december 2012 het symposium ‘De leeuw leeft! Hendrik Conscience in Europees perspectief’. Een tiental sprekers uit verschillende landen boog zich op de campus Brussel van de KU over de receptie van Conscience in Europa. Het symposium vond plaats onder auspiciën van het kort tevoren gestarte project Circulation of Dutch Literature (CODL).
In bewerkte vorm zijn de lezingen, samen met die van een Conscience-symposium dat een dag eerder in Antwerpen werd gehouden, onlangs verschenen in het themanummer Hendrik De Veroveraar. De Wereld Van Conscience/Conscience In De Wereld (1812-2012) van de Bijdragen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (vol. 123, 2013, afl. 2-3), onder gastredactie van Piet Couttenier en Walter Verschueren. Onder de auteurs bevinden zich de CODL-deelnemers Kim Andringa, Petra Broomans, Roberto Dagnino, Ton van Kalmthout, Elisenda Saguer, Jan Van Coillie en Philip Vermoortel. Het themanummer is in full text bereikbaar via de link http://www.
De vakgroep Nederlands van de Karelsuniversiteit van Praag organiseert regelmatig een colloquium, de Praagse Perspectieven (PP). De tiende editie van PP was, wat het letterkundige gedeelte betreft, gewijd aan het internationale project Circulation of Dutch Literature. In haar inleiding stond het hoofd van de afdeling Nederlands in Praag, Zdenka Hrnčířová, stil bij het overlijden van de eminente propagandiste van de Nederlandstalige literatuur in Tsjechië, Olga Krijtová. Terecht sprak Zdenka Hrnčířová de verwachting uit dat de ook als vertaalster goed bekend staande Olga Krijtová deze editie van Praagse Perspectieven erg aangesproken zou hebben. De activiteiten van Olga zouden een ideaal onderzoeksterrein geboden hebben. Deze Praagse Perspectieven waren dan ook aan haar opgedragen.
Het internationale CODL-onderzoek biedt een rijke bron. Daarvan konden maar vijf sprekers het woord voeren. Het was een gevarieerd programma geboden door Orsolya Réthelyi (ELTE Boedapest en CODL-projectleider) over Max Reinhardt en de receptie van de Middelnederlandse literatuur, Jan Van Coillie (KU Leuven) over de receptie van Minoes in Nederland en Vlaanderen, Pieter Boulogne (Universiteit Antwerpen/KU Leuven) over de internationale circulatie van De helaasheid der dingen en Lucie Sedláčková en Albert Gielen (beiden Karelsuniversiteit Praag) over vertalingen, opvoeringen en besprekingen van Op hoop van zegen in Tsjechië. Of het nu het tweede leven van de Nederlandstalige literatuur genoemd moet worden of de extra dimensie ervan, het is een grote verrassing te zien hoe de literatuur uit de lage landen zich een weg door de wereld kronkelt.
Klik hier(link) voor het programma.
Orsolya Réthelyi
Jan van Coillie
Pieter Boulogne
Lucie Sedláčková en Albert Gielen
Workshop over de internationale receptie van Annie M.G. Schmidts Minoes KU Leuven, Campus Brussel Vrijdag 14 november 2014
‘Het is een beetje ingewikkeld,’ zei Minoes. ‘En het is soms erg verwarrend om twee wezens door elkaar te zijn. Half poes en half mens. ‘Ach…’ zei de dokter. ‘Het is ook erg verwarrend om helemaal mens te zijn.’ ‘O ja?’ ‘Jazeker.’ Daar had Minoes nooit over nagedacht. Ze vond het een interessante gedachte.’ (Minoes, p. 77)
Met dit en andere citaten maakte Schmidt-specialiste Joke Linders de belofte uit haar aankondiging helemaal waar: ze bracht de deelnemers aan de Minoes-workshop meteen in de juiste stemming. In haar lezing gaf ze ook een pak interessante gedachten mee. Met tal van sprekende voorbeelden legde ze Schmidts ‘katse neigingen’ bloot en situeerde ze die in het leven en werk van de auteur. ‘Liever kat dan dame’, ‘Ibbeltje’, ‘Minoes’ en Schmidts spreekwoordelijke slordigheid vielen als puzzelstukjes op hun plaats.
In zijn lezing ging Jan Van Coillie op zoek naar een antwoord op de vraag hoe Minoes een ‘canonkat’ werd. Daartoe stelde hij een analysemodel voor om het proces van canonisering in kaart te brengen, waarin zowel tekst als context aandacht krijgen. Hij ging vervolgens in detail in op de klassieke kenmerken van Minoes, Schmidts reputatie, de productie en distributie van het werk, de receptie bij smaakmakers en het brede publiek, de adaptaties als film, theater en musical, vertalingen en de ‘maatschappelijke omarming’, waardoor Schmidt een ‘icoon’ werd. Hij lardeerde zijn betoog met talrijke citaten uit Minoes zelf, uit recensies en interviews en uit een receptieonderzoek dat hij uitvoerde bij jonge lezers. Een achtjarig meisje onthield alvast de volgende les: ‘Dat je goed op je kinderen moet letten, want mevrouw Van Dam heeft de kinderen van de Jakkepoes gestolen.’
Matthieus Sergier en Stéphanie Vanasten focusten in hun duolezing op twee edities in het Frans, die van Olivier Séchan uit 1982 en de door Simon Tucker herziene Canadese filmeditie uit 2004. Uit hun onderzoek werd duidelijk dat lang niet alleen de titel veranderde, van Cette mystérieuze Minouche naar Miaou!. ‘Simon le Bigleux’ (Schele Simon) werd in de Canadese versie ‘Le chat écolier’ en het fragment over hoe vreselijk het zou zijn als er geen deodorant meer was omdat alle mensen dan stinkend zouden rondlopen, werd geschrapt, wat kan wijzen op andere ethische normen. De Canadese editie bevat ook meer ‘foreignization’, met namen als ‘La Jakkepoes’. Séchan paste de namen wel aan de Franse context aan, overigens op vraag van Annie M.G. Schmidt.
David Colmer, die zorgde voor de recente hervertaling van Minoes in het Engels, The Cat Who Came in off the Roof, gaf de deelnemers een boeiende kijk in de keuken van de vertaler. Net als voor Minoes is het voor hem als vertaler vaak moeilijk kiezen. Hij nam zijn luisteraars mee naar de vele kruispunten van zijn vertaling. Hij startte met de uitdaging die een idioom als ‘kopjes geven’ biedt, legde de verschillende keuzes bloot en vergeleek zijn oplossing met die uit de eerdere vertaling van Lance Salways. Zijn vertaling gaf hem in elk geval een voordeel bij de woordspeling in ‘Een dame geeft geen kopjes. Hoogstens een kopje thee.’ Ook een memorabel voorbeeld bood de techniek van de uitbreiding die hij toepast bij ‘de Rooie van de Overkant.’
Barbara Kalla opende het namiddagprogramma door Minoes te situeren in de geschiedenis van het Nederlandse jeugdboek in Poolse vertaling, die begon in 1805 met de vertaling van het Journaal van Bontekoe. Haar overzicht maakte duidelijk hoe het aantal vertalingen de laatste jaren snel toenam, waarbij duidelijk een inhaalbeweging werd gemaakt. Zo werd ook Minoes pas 36 jaar na verschijnen in het Pools vertaald. Het boek werd geen succes en bleef bijna onopgemerkt in de kritiek. In haar bijdrage ging de onderzoekster op zoek naar een antwoord op de vraag hoe dat kwam. Dit jaar is een tweede druk aangekondigd. Misschien is er hoop?
Natalia Brozyna ging dieper in op de Poolse vertaling. In een speels betoog met katse humor gaf ze eerst toe dat haar idee om het boek aan een feministische lectuur te onderwerpen, niet echt steek hield. Haar vertaalanalyse van woorden, verbonden met het kat en vrouw-zijn van Minoes, leverde niettemin verrassende resultaten op. De connotaties van het neologisme ‘kats’ gaan in de Poolse vertaling, die gewoon ‘katachtig’ betekent, verloren. Terwijl Minoes minder kats wordt, wordt ze wel meer vrouwelijk. Zo worden de woorden ‘juffrouw’ en ‘dame’ in het Pools op verschillende manieren vertaald, die de vrouwelijkheid van Minoes sterker beklemtonen.
Pieter Boulogne bracht een grondige en boeiende analyse van de vertaling en receptie van Minoes in het Russisch. Eerst ging hij in op de vraag waarom het boek pas in 1990 vertaald werd: waren de verwijzingen naar perscensuur, corruptie en ecologische problemen problematisch voor het communistische regime en was er na 1980 geen nood aan een dergelijk boek? Een analyse van de vertaling op microniveau brengt merkwaardige tegenstellingen aan het licht tussen bron- en doelcultuurgerichte strategieën. Persoonsnamen worden bewaard en zelfs de vreemde aanduidingen ‘meneer’ en ‘juffrouw’ worden getranscribeerd. De feiten uit de Nederlandse geschiedenis die de schoolkat vertelt, worden echter vervangen door gebeurtenissen uit de Griekse antieke of Franse geschiedenis. Andere ingrepen verraden andere opvoedkundige normen: Minoes heeft haar kleren niet ‘weggenomen’, maar ‘geleend’ en ‘spuug’ en ‘kwijl’ worden vervangen door ‘was je met het tongetje’. De aanpassing aan de andere cultuur is het meest zichtbaar in de nieuwe illustraties van Gennadi Sokolov, die Minoes een sexier look gaf. Ook weglatingen en toevoegingen in de tekst passen de tekst aan de Russische realiteit aan, waarin een ander vrouwbeeld heerst. Verklaart dit mee waarom zowel het boek als de film en de theaterbewerkingen in Rusland enthousiast onthaald werden?
Janina Vesztergom belichtte zowel de Hongaarse vertaling van Minoes als de toneeladaptatie. Opmerkelijk is de tendens om de Nederlandse realia te bewaren: ‘pepermuntje’ en ‘haring’ worden letterlijk overgenomen en anders dan in Rusland gebeurt dat ook met de historische feiten die de schoolkat vertelt, al worden die wel voorzien van een voetnoot. De naam van Minoes vormde wel een probleem, vanwege de associatie met positieve en negatieve pool. Die werd Minna. Net als in Rusland was de toneelbewerking een succes. Het stuk van Péter Fábri in het Kolibri kinder- en jeugdtheator in Boedapest werd zo’n tien jaar lang opgevoerd.
Ook Martina Veliká focuste op adaptatie. Zij onderzocht de productie en receptie van de Tjechische versie van de Minoes-verfilming. Die verscheen vier jaar na de Nederlandse release, wat veel sneller is dan de 29 jaar die de vertaling op zich liet wachten. Die vertaling kreeg overigens een nieuwe titel, een Tjechische illustrator en een ‘aangepaste’ auteursnaam: Annie M.G. Schmidtová. De film werd vier keer uitgezonden op de Tjechische televisie, op momenten die typisch zijn voor films voor het hele gezin. Uit kijkcijfers blijkt dat ook ongeveer een vierde van de kijkers ouder dan 15 jaar naar de film keken. Merkwaardig is dat de Nederlandse titel onveranderd Minoes bleef, wat voor Tjechische kinderen erg vreemd moet klinken. De dvd werd verspreid in een goedkope reeks via kiosken. Gegevens over de receptie zijn schaars. Op een populaire Tjechische filmsite krijgt de film wel een lage score. De onderzoekster concludeerde dat zowel de goedkope uitgave als het feit dat auteur noch oorspronkelijke boek vermeld worden, wijst op een lage status.
Na elke lezing kreeg het publiek gelegenheid om vragen te stellen en die kwamen er telkens volop, tot op het laatst. Is er een betere aanwijzing voor een geslaagde, levendige en rijkgevulde workshop? Minoes heeft er alvast een leven bij, zo gaat dat bij een vitale kat.
Tot slot nog een wijze les, een stukje Aristoteles voor poezen en andere mensen: ‘Lik jezelf. Dat is het begin en eind van alle wijsheid.’ (Minoes, p.18)
Vanaf 1 januari 2015 begint Jack McMartin aan een doctoraatsproject dat past binnen CODL. Het project heet ‘En Route. The International Trajectories of Flemish Literature in the 20th Century’. Jack McMartin is een Amerikaan die in België woont en die een voorliefde heeft voor alles wat met Nederlands en de Nederlandse cultuur te maken heeft. Hij voert het project uit onder supervisie van Elke Brems en Reine Meylaerts (KU Leuven) en met de steun van het Impulsfonds van de KU Leuven.
Op vrijdag 14 november vindt de Minoes-workshop plaats. De twaalfde CODL-groep die begin van dit jaar onder de moderatie van Jan Van Coillie (HU Brussel, KU Leuven) opgericht is organiseert komende maand zijn eerste workshop in Brussel. Het werk van Annie M.G. Schmidt wordt vanuit meerdere kanten benaderd waarbij uiteraard de verspreiding ervan centraal staat. Het belooft een boeiende workshop te worden.
Programma
Op het symposium ‘De glans van Vondels Lucifer / The Splendour of Vondel’sLucifer 1654-2014. Cultural Memory, Translations, Performances’ (Universiteit van Bologna, 27 en 28 november 2014, in het kader van het Codl-project), zullen neerlandici van binnen en buiten de Lage Landen, vertalers, letterkundigen en theatermakers bij elkaar komen.
In 1654 veroorzaakte dit toneelstuk zoveel religieus gemotiveerd protest dat het al na twee pvoeringen van de planken verwijderd werd – wat uiteraard wél de vraag naar de gedrukte tekst bevorderde: er verschenen in hetzelfde jaar zeven drukken. Nadien volgden, vooral in de negentiende eeuw (de eeuw waarin de rijke export- en vertaalgeschiedenis van het stuk begint, met maar liefst drie Duitse vertalingen tussen 1868 en 1869), zeer frequente herdrukken. Lucifer werd gretig gelezen, maar men moest tot 1904 wachten voordat hij weer op de planken terugkwam. In 1910 maakte Willem Royaards, de oprichter van het moderne toneel in Nederland, een spraakmakende enscenering. Ook voor de voordrachtkunstenaar Albert Vogel senior werd Lucifer een stokpaardje: hij declameerde scènes uit de tragedie niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels – voor president Wilson bijvoorbeeld. Na de vernieuwing van de repertoires in de Zestiger jaren, was het Hans Croiset die in 1979 het stuk nieuw leven inblies. Lucifers tournée door Nederland en Vlaanderen werd een doorslaand succes. Zodoende bleek Lucifer in staat ook het hedendaagse publiek te bekoren, een echte klassieker.
De middag van 27 november zal worden gewijd aan de theatermakers: na de inleidende lezing van Willem Jan Otten (P.C. Hooftprijs 2014), zullen regisseurs Hans Croiset en Antonio Syxty (die in 1999 een Italiaanse Lucifero opvoerde) met elkaar en met het publiek in discussie treden.
Op 28 november zullen de deelnemers aan het symposium zich buigen over de constante en blijvende aanwezigheid van de Lucifer in de ‘cultural memory’. Hiertoe wordt allereerst stilgestaan bij de opvoeringsgeschiedenis in binnen- en buitenland (Parijs, Londen, New York, Milaan) en bij verschillende opvoeringspraktijken. Verder richten de deelnemers zich op het vertaal- en receptieproces (in o.a. Engeland, Duitsland, Zuid-Afrika, Nederlands Indië, Hongarije, Rusland, Italië, Polen) met de daarbij inbegrepen dynamiek van cultuurtransfer.