The Circulation of Dutch Literature
 

Over dit project

Het is niet onopgemerkt gebleven
An International Network Studying the Circulation of Dutch Literature (CODL)

Projectleiders

Elke Brems (CERES/HUB), elke.brems@kuleuven.be
Ton van Kalmthout (Huygens ING), ton.van.kalmthout@huygens.knaw.nl
Orsi (Orsolya) Réthelyi (ELTE), orsolya.rethelyi@gmail.com

Webredacteur: Katalin Márton (ELTE)

Projectadres

circulationofdutchliterature@gmail.com

Van 2012 tot 2015 werken drie onderzoeksgroepen – het Centre for Reception Studies (CERES) van de KU Leuven, de Eötvös Loránd Universiteit Boedapest in samenwerking met COMENIUS (Vereniging voor Neerlandistiek in Centraal Europa) en het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Huygens ING) in Den Haag – aan het NWO-project Het is niet onopgemerkt gebleven. An International Network Studying the Circulation of Dutch Literature (CODL). Dat doen zij in nauwe samenwerking met andere onderzoekers en organisaties.

Waarom CODL?

In de loop der eeuwen is Nederlandse literatuur in het internationale circuit ‘niet onopgemerkt gebleven’, zoals Frits van Egters uit Gerard Reves De avonden zou zeggen. Een overtuigend bewijs daarvan gaf het pilootproject Beatrijs internationaal (2009-2012). (Zie het verslag van het project en de afsluitende conferentie op www.middelnederlands.be/beatrijsinternationaal/.) Dit pilootproject heeft aangetoond hoe vruchtbaar de bestudering van Nederlandse teksten is in het licht van contemporaine receptie- en vertaaltheorieën. Het heeft een intensieve dialoog en samenwerking op gang gebracht tussen onderzoekers en vertalers van de Nederlandse literatuur en experts uit andere disciplines, zowel binnen het Nederlandse taalgebied als daarbuiten.

De ontwikkeling van de internationale neerlandistiek, de behoefte om expertise uit verschillende disciplines te combineren en het nieuwe potentieel van digitale media bieden de mogelijkheid van een ‘transnationale benadering’ van de Nederlandse literatuur. Met het nieuwe project willen we het netwerk van samenwerkende onderzoekers uitbreiden en de reikwijdte van het pilootproject vergroten. Op lange termijn moet dit internationaliseringsproces leiden tot een geschiedenis van de verspreiding en export van Nederlandse literatuur.

De samenwerking die CODL beoogt, is de laatste jaren herhaaldelijk bepleit onder beoefenaars van de Nederlandse taal- en letterkunde. De ‘intramurale’ neerlandistiek kan die samenwerking vergemakkelijken door aandacht te besteden aan het vertaalbedrijf en aan de receptie van Nederlandse en Vlaamse auteurs in het buitenland. In de ‘extramurale’ neerlandistiek is zo’n benadering al langere tijd een gevestigde praktijk. Deze aandacht voor de export van Nederlandse literatuur veronderstelt ook nauwe samenwerking met onderzoekers van literatuur in andere talen en met vertaalwetenschappers. Wat dat betreft ondersteunt CODL de inspanningen van het Nederlands Letterenfonds om de zichtbaarheid van vertalers en van het vertalen te verbeteren.

CODL creëert de condities voor dergelijke samenwerking. Het project levert een bijdrage aan de theorievorming over de overdracht en de creatieve receptie van literaire teksten. Met zijn diachrone perspectief voegt het een nieuwe dimensie toe aan het traditionele receptie-onderzoek door zich niet alleen te richten op de transmissie en toeëigening van een bepaalde tekst of tekstverzameling, maar ook op de Werdegang daarvan in vertalingen en andere bewerkingen. CODL beschouwt de Nederlandse literatuur namelijk in een internationale context. In de neerlandistiek is de import van buitenlandse literatuur al een onderzoeksthema dat aan belang aan het winnen is. CODL richt zich eerder op de export. Inzicht in beide circulatieprocessen en hun onderlinge relatie kan leiden tot een beter begrip van de transfer van specifieke teksten en van de verspreiding van literatuur in het algemeen.

Wat wil en wat doet CODL?

CODL kent zowel een infrastructurele als een inhoudelijke doelstelling. Het wil ten eerste het netwerk van de internationale neerlandistiek consolideren, versterken en uitbreiden. Dit interdisciplinaire netwerk bestaat hoofdzakelijk uit onderzoekers en vertalers van Nederlandse literatuur, verbonden aan afdelingen neerlandistiek binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Daarnaast participeren vertegenwoordigers van andere disciplines, zoals vertaalwetenschap, vergelijkende literatuurwetenschap, culturele studies, theaterwetenschap en film- en mediastudies. CODL probeert Europese fondsen te verwerven voor voortgezette samenwerking en vervolgonderzoek. Ten tweede wil het project toewerken naar een geschiedenis van de internationale verspreiding van Nederlandse literatuur. Hiermee hangt enerzijds een literair-historische doelstelling samen, anderzijds een theoretische en methodologische.

Wat betreft zijn literair-historische doelstelling streeft CODL niet naar een uitputtende inventaris van vertalingen en bewerkingen van Nederlandse literatuur. Het concentreert zich op enkele sleutelteksten vanaf de Middeleeuwen tot nu en onderzoekt hun verspreidingsgeschiedenis in ruime zin, dus inclusief hun vertalingen en bewerkingen, zowel binnen als buiten het Nederlandse taalgebied. Hiervoor zijn een tiental gecanoniseerde teksten uit de Nederlandse literatuur geselecteerd, teksten die verschillende periodes en genres vertegenwoordigen. Deelnemers aan CODL worden uitgenodigd om ook andere geschikte casussen voor te stellen.

Richtinggevend voor het project zijn vragen als: Door welke eigenschappen overschrijden Nederlandse literaire teksten linguïstische, historische, geografische, politieke, religieuze of disciplinaire grenzen, in aanmerking genomen dat die grenzen zelf in de loop van de tijd ook wijzigingen ondergaan? Hoe passeren Nederlandse literaire teksten grenzen: hoe zijn ze vertaald en/of aangepast, wie waren de bemiddelaars (vertalers, redacteuren, critici, leraren, lezers, particuliere en gouvernementele organisaties) en welke rol speelt bewerking naar een ander medium in het transferproces? Waarom gaan die teksten grenzen over? Welke poëticale, biografische, maatschappelijke en ideologische factoren beïnvloeden dit proces? Hoe en waarom verschillen canons van Nederlandse literatuur in onderscheiden sectoren, perioden en sociale groeperingen?

Tegelijkertijd heeft CODL, zoals gezegd, een methodologische en theoretische doelstelling. Hier gaat het om onderzoeksvragen als: Hoe is cultuuroverdracht te bestuderen? Hoe bruikbaar zijn concepten als ‘repertoire’ (Even-Zohar, Andringa), ‘interpretive communities’ (Fish), ‘framing’ (Baker) en ‘adaptation’ (Hutcheon) als methodologische concepten voor dit soort onderzoek? Hoe kunnen receptiestudies hun voordeel doen met theoretische kaders als imagology, translation studies, discourse analysis en met sociologische benaderingen? Hoe zijn tekstuele en contextuele benaderingen te combineren in receptie-onderzoek? En hoe kunnen de kernbegrippen ‘vertaling’ en ‘bewerking’ geconceptualiseerd worden in de zich wijzigende culturele paradigmata van de Middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw?

Wat gaat CODL opleveren?

CODL moet leiden tot de volgende resultaten:

1. Verbetering van de infrastructuur voor onderzoek. Hiervoor is deze website gebouwd, die deelnemende onderzoekers en studenten een virtual collaboratory biedt. Door in deze omgeving te werken, verbinden de deelnemers zichzelf om hun materiaal en inzichten onderling te delen.
2. Een netwerk van ‘intramurale’ en ‘extramurale’ onderzoekers dat de samenwerking en de uitwisseling van expertise bevordert. CODL stimuleert het opzetten van regionale netwerken.
3. Een drietal workshops over cultuuroverdracht, over receptiestudies en over de vertaalwetenschappelijke, performatieve en didactische aspecten van de circulatie van teksten. Deze workshops, waar eveneens resultaten van deelprojecten gepresenteerd worden, bereiden voor op
4. Een Europees onderzoeksvoorstel. Dit moet voorzien in voortzetting van het gezamenlijke onderzoek na 2015.
5. Een bundel met onderzoeksresultaten voortkomend uit CODL.
6. Andere aan CODL gelieerde initiatieven (extra conferenties, vertaalateliers, publicaties, lezingen, onderzoeksvoorstellen etc.).

Wie nemen deel aan CODL?

CODL is geïnitieerd vanuit drie onderzoeksgroepen die elkaar aanvullen in geografisch opzicht: Huygens ING met als trekker Ton van Kalmthout (Nederland), CERES-KU Leuven met als trekker Elke Brems (België) en COMENIUS-ELTE met als trekker Orsolya Réthelyi (internationaal). Ze brengen specialisten samen met complementaire expertise op het gebied van de middeleeuwse, vroegmoderne en moderne literatuur van de Nederlanden. Elke groep brengt ook methodologische en theoretische expertise in op het terrein van receptiestudies, vertaalwetenschap en discourse analysis. Het internationale karakter van CODL wordt versterkt door de betrokkenheid van andere, uit verschillende landen afkomstige groepen en individuele onderzoekers die Nederlandse literatuur bestuderen in een internationale context. De Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren (DBNL) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) behoren tot de organisaties die het project faciliteren.

Welke casussen worden in eerste instantie bestudeerd?

Hadewijch, Strofische gedichten (ca. 1240)
Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc (ca. 1475)
Joost van den Vondel, Lucifer (1654)
Betje Wolff & Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782)
Hendrik Conscience, De Leeuw van Vlaanderen (1838)
Multatuli, Max Havelaar (1860)
Louis Couperus, De stille kracht (1900)
Herman Heijermans, Op hoop van zegen (1900)
Willem Elsschot, Kaas (1933)
Hella Haasse, Oeroeg (1948)
Dimitri Verhulst, De helaasheid der dingen (2006)

Founders

RSS feeds

RSS CODL Nieuws

Funding